Punta Arenas - Reisverslag uit Punta Arenas, Chili van Falco Vuren - WaarBenJij.nu Punta Arenas - Reisverslag uit Punta Arenas, Chili van Falco Vuren - WaarBenJij.nu

Punta Arenas

Blijf op de hoogte en volg Falco

12 Februari 2013 | Chili, Punta Arenas


Om één uur 's nachts liep José Fernandez zwalkend over straat. Hij passeerde het recent gebouwde monsterlijke multiplex waar het casino huisde. Een casino waar hij niet meer werd toegelaten. Stadsgenoten wisten van zijn bestaan af en liepen zonder iets te zeggen langs hem heen. Slechts een enkele toerist die net per bus was aangekomen nam aanstoot aan zijn verschijning en dronken gebrabbel, om daarna met een grote boog om hem heen te lopen. Hij beloonde hun argwaan met een Spaanse scheldkanonnade. José wilde niet gevreesd zijn, maar geliefd. Het lag niet aan hem dat hij gevreesd en gehaat werd. De wereld had iets tegen hem.
José leefde op de gratie van zijn zus, Rosaria, en zijn zwager, Miguel. Zij runde een klein hostal nabij het centrum waar hij een kamer had gekregen, nadat hij zijn eigen onderkomen had moeten verlaten na een overschot aan schulden. Miguel haatte zijn aanwezigheid, noemde hem een slechte invloed op de kinderen, de kleine Anabel en Dagoberto, en slecht voor de zaak. José wist wel beter. Hij was juist goed voor de kinderen en voor de zaak. Hij leerde ze de kunst van de Chileense muziek. Hij vermaakte de kleintjes met zijn fluwelen vingers die soepel over de snaren gleden alsof hij een vrouwenlichaam streelde.
Oké, hij kon wel eens in een dronken bui op de buitendeur kloppen en net zo lang schreeuwen tot iedereen wakker was, omdat Miguel had aangedrongen niet de deur te openen voor een lage, beschonken straatmuzikant. Maar Miguel was een puta madre die beter moest weten dan dat hij dacht dat José zomaar op zou geven. Hij liet zich niet meer wegsturen.
En hij moest toegeven dat Rosaria hem er één keer had uitgeschopt toen hij de signalen van twee Zweedse backpacksters verkeerd had begrepen en ze misschien op een bepaalde manier had aangerand. Al was dat zijn bedoeling niet. Europese vrouwen zijn ook veel gevoeliger dan Chileense vrouwen. Zijn zus had er voor gezorgd dat de politie er niet bijgehaald werd, maar zij moest de toeristen beloven dat hij weg zou gaan. Twee weken moest hij bij Maurio op de bank slapen, eer ze zich schuldig voelde en hem weer terug in huis nam. Het had wel een hoop veranderd.
José deed nu rustig de sleutel in het slot. Zijn vingers trilden door de kou en door de hoeveelheid alcohol in zijn bloed. Hij bemerkte dat zijn vingers nu soms zelfs begonnen te trillen wanneer hij niet dronk. Wat het muziek spelen wel bemoeilijkte. Maar nog steeds was hij beter dan al die duffe jonge gitaaristjes die op de radio verschenen en jengelde op hun te dure gitaren. Geen van alle verstond de kunst, zoals hij het verstond. Niemand had de seks en machismo in zijn vingers als hij. Zelfs nu zijn vingers af en toe de juiste snaren niet meer konden vinden.
In de gemeenschappelijke kamer zat nog een jong stel druk te overleggen waar ze nu naar toe zouden gaan. Hij groette ze overvriendelijk. Wellicht keek hij daarbij te lang naar het meisje en wellicht liet hij daarbij zijn tong langs zijn lippen glijden. Ongemakkelijk draaide ze haar hoofd. Als ze eens zou weten hoe wild een nacht met José zou zijn. Hij deed de deur achter zich dicht en zonder zich uit te kleden viel hij op bed in slaap.

Rosario maakte hem wakker door hard op de deur te bonken. Het was acht uur in de ochtend en ook zijn hoofd bonkte. José stond op en waste zich niet. Hij dronk slechts een kop koffie, staand naast de eettafel waar hij meende dat een Duitse jongen in eigen taal een opmerking maakte over zijn lichaamsgeur. Vroeger had José dan weleens stampij willen maken. Hij wist echter dat hij milder moest zijn. En het was zondag. Hij moest op weg naar de kerk.
De kerk stond op het grote plein van de stad. Iedere zondag zorgde hij ervoor dat hij als eerste aanwezig was en als laatste weg ging. Zo wilde hij zijn devotie laten zien aan God, de priester en aan de kudde. Hij was de meest vrome man van Punta Arenas. Misschien niet in uiterlijk en in daden. Maar José wist dat het niet het omhulsel was wat God zag. Hij keek recht door je heen, naar je hart. En wanneer God zijn hart aanschouwde zag Hij Josés schoonheid.
Zijn zus, zwager en hun kinderen gingen niet meer naar de kerk. 'Het hostel is te druk,' zei Miguel dan. Wat José onzin vond. Je kan het voor de Heer nooit te druk hebben. 'God heeft jullie zoveel gegeven en dan kunnen jullie niet eens de moeite nemen om hem te bedanken.' Zo snoerde hij hen de mond. Zijn vroomheid was te groot voor zijn familie. Niemand was zo vroom als hij. José had geopperd om de kinderen dan mee te nemen, maar dat vond Miguel geen goed idee. Waarop José antwoordde dat hij zou bidden voor de ziel van zijn zus, neefje en nichtje.
De priester van Punta Arenas wist hem vaak te raken. Regelmatig zat hij op het eerste bankje te snikken. En altijd nam hij de moeite om de priester persoonlijk te bedanken voor zijn inspirerende woorden. En soms vroeg hij om vergiffenis voor de afwezigheid van zijn zus en zijn nichtje en neefje. Het kon José niet ontgaan dat de priester hem af en toe afwimpelde. Hij voelde de jaloezie die de priester had voor zijn muziekkunsten. Ze hadden immers vroeger op dezelfde muziekschool gezeten. Beiden spraken door de mond van God. Maar hij kon zowel met zijn vingers als met zijn stem het publiek bespelen. De priester wist dat José ook een betere priester zou zijn dan hijzelf. Zijn dankwoorden waren dan ook meer een steunbetuiging geweest. José was niet uit op de baan van de priester.
Deze week haalde de priester het zwerfhondenprobleem aan. José was het roerend met hem eens en als straatmuzikant kon hij het weten. Teveel mensen lieten hun hond loslopen. De vieze honden stonken en bevuilden de straat. Wat tevens slecht was voor zijn omzet. De priester riep op tot daden. Hij vond dat mensen het in eigen hand hadden om de straat schoon te houden en hun honden kort moesten houden Nadat de priester zijn boodschap had gegeven was José opgestaan en had hem een staande ovatie gegeven. Hij vond het zelf ook wat overdreven, maar dacht wanneer hij het hartelijk zou steunen, meer mensen er ruggensteun aan zouden geven. José was immers een straatmuzikant en hij wist van het hondenprobleem. En iedereen kon zien dat José de meest vrome man van Punta Arenas was.

Na het bedanken van de priester liep José langs zijn vrienden op de andere hoek van het plein. Vroeger speelden ze nooit op zondag. Totdat Bernardo bij de groep was gehaald. Bernardo was de tweede gitarist van de groep. Een zwerver die ooit eens aan was komen zetten met zijn gitaar en die José uit genade had aangenomen bij zijn band. Hij moest wel achteraan blijven staan, want hij was zo lelijk dat hij het imago van de groep zou schaden. En ook al speelde hij aardig, hij haalde het niet bij het spel van José. Vervolgens had Bernardo hem verraden door zijn band over te halen om op zondag te spelen, de dag des Heres. Hij had zijn vrienden verleid met geld, omdat de winkels tegenwoordig ook open waren en het altijd druk was op de straat. José wist dat Bernardo eigenlijk de duivel was. Maar José wist dat het ook handiger was om de duivel dicht in je buurt te houden.
De koffer was aardig vol. Voller dan José gewend was. Maar met bloedgeld kon je José niet verleiden. Daar was hij te vroom voor. José complimenteerde zijn band met de indrukwekkende omzet. En zei dat het de goede kant opging en als het zo door ging hij snel in contact zou komen met een producer. Ze waren stil, omdat ze onder de indruk waren van zijn contacten in de muziekwereld. José was nog heel bekend in de scene. Het enige wat zij konden doen was hem een biertje aanbieden in hun stamkroeg. Normaal gesproken zou hij niet drinken op een zondag, maar zonder Josés begeleiding zou het een saaie middag worden.
Net als in de kerk was het zijn gewoonte om als eerste aan te komen in de kroeg en als laatste weg te gaan. Anders dan in de kerk was dit het terrein waar José preekte. Hij vermaakte iedereen met zijn verhalen over de muziekindustrie. Sommige verhalen had hij al tientallen keren verteld. Meestal stond hij aan de bar en greep het bier dat langskwam. Maar als José het nodig vond klom hij op het biljart en proostte hij op het goede leven en op zijn band. Hij was een geboren entertainer en vermaakte iedereen tot de laatste saaie dronkenlap vertrokken was. Daarna dronk hijzelf nog een Pisco Sour aan de bar. Want ook entertainers als José hebben een momentje voor zichzelf nodig. Wanneer dat momentje over was zwalkte hij terug naar het huis van zijn zus.

De volgende ochtend was het elf uur voor hij uit zijn bed rolde. Hij opende de koelkast en zocht bij elkaar wat hij nodig had voor ontbijt. José was een tijd geleden al opgehouden met onderscheidt maken tussen wat van zijn zus was en wat van hostelgasten. Ze leefden allemaal onder één dak en moesten leren met elkaar te delen. Dat vond José. Backpackers hadden toch de gewoonte om elkaar de schuld te geven wanneer ze eten misten en ook al vermoedde hun zus en Miguel wel dat hij af en toe eten stal. Ze konden niets bewijzen.
'Je bent laat. Volgens mij zijn ze al begonnen met spelen zonder jou,' zei zijn zus die met een zak versgebakken broodjes binnenkwam voor de lunch.
'Denk het niet. Ik ben de bandleider. Ze kunnen niet beginnen zonder mij.'
José scheurde het plastic kapot en verorberde een vers broodje.
'Wat jij denkt. Eet je mee vanavond of hang je weer in de kroeg.'
'Ik weet niet wat het leven me brengt. Maar een liggen een hoop goede dingen aan de horizon. Nog even en ik en mijn band, of misschien alleen ik, gaan een nieuw album opnemen. Dan betaal ik je alles terug en koop ik een mooi huis voor je, zodat je niet meer hoeft te werken als gastvrouw van zo'n stom hostel. Beter nog ik koop een hotel voor je en je eigen personeel. Hoe vind je dat?'
'Ik kan niet wachten,'
'En speelgoed voor de kinderen. Zo'n elektrisch karretje voor Dago en een immens poppenhuis voor Anabel. Nog eventjes geduld. Nog eventjes. Je zult zien gouden tijden komen eraan.'
José wist zeker dat gouden tijden zouden komen. Misschien niet voor al zijn bandleden. Hij moest toegeven dat sommige hem naar beneden haalde. Maar het waren stuk voor stuk vrienden van hem. Zelfs als hij ze eerst zou moeten laten vallen, zou hij ze niet vergeten wanneer het geld zou binnenstromen. Er was nu niets meer dat hem tegen zou houden.

Zijn eerste grote kans kreeg hij in 1984. Hij was jong en onervaren. Juan Encibeldia, producent en voormalig folkzanger, had hem onder zijn hoede genomen. Hij had hem horen spelen in de bar van zijn vader waar José iedere avond optrad. Nog nooit had Juan Encibeldia zoveel talent gehoord als bij de jonge José. De gouden bergen van de Andes werden hem beloofd. Hij leek instinctief de juiste klank te kunnen produceren. Op de plank had Juan Encibeldia wat oude nummers liggen, die José op zou nemen als test. Daaruit zou een nieuwe single opgenomen worden, dan een album en daarna een tour door het land.
Het eelt speelde hij van zijn vingers. Zo gepassioneerd had José gespeeld in de studio. Hij wist nog dat de mensen die zaten te kijken hun ogen niet droog konden houden. Uiteindelijk werd hij in zijn jonge naïviteit genaaid door de mixer. Hij kon zijn naam niet meer herinneren, maar weet nog wel waar het mis was gegaan.
Bij het afronden van zijn single, Carazon mi amor, werd hem gevraagd om nog wat vocalen opnieuw op te nemen. José wist niet waarom. Waarschijnlijk omdat er wat mis was gegaan met de tape. Maar op die jonge leeftijd was hij al een professional en ging naar de studio om zijn werk te voltooien. De mixer had echter zijn zoontje van tien meegenomen. Het jongetje had aan José gevraagd of hij een gitaarles kon krijgen. Wat dacht hij wel? De mixer had zijn zoontje moeten uitleggen dat een professional als José geen tijd had voor gratis lessen aan kleine jongetjes zonder gevoel voor muziek. Maar de mixer leek het een goed idee te vinden. José was geen keus gelaten. Hij had het jongetje de waarheid moeten vertellen. Anders zou de jongen nog zijn tijd verdoen met muziek. En José wilde snel weg. Hij had zijn vrienden in de muziekindustrie uitgenodigd voor een borrel.
José wist zeker dat de mixer expres steken had laten vallen bij het in elkaar zetten van zijn single. Weg was zijn succes en weg waren zijn kansen. En vlak daarna was ook zijn geld opgeraakt. José was gedwongen te verhuizen naar zijn zus. Hij kon niet terug naar het ouderlijk huis, omdat zijn vader en hij op niet al te goede voet uit elkaar waren gegaan, nadat José zijn dromen was gaan najagen. Maar op zijn sterfbed had hij zijn vader alles vergeven. En op de begrafenis had hij het hardst gehuild van iedereen.

Winkeliers waren zich al gereed aan het maken voor siësta toen hij op de hoek van de straat kwam. Maurio, de trompettist, zat op de stoeprand en dronk van zijn fles water. Hij was een aantal jaren geleden gestopt met alcohol. Dat moest van zijn vrouw. Bernardo zat te prutsen aan de snaren van zijn gitaar en Julio, de drummer, staarde voor zich uit. Klaarblijkelijk hadden ze op zijn aanwezigheid gewacht. Dat dacht José tot hij de koffer zag die meer gevuld is dan het kleingeld wat ze vooraf er zelf in deden om de druk van de winkelier weg te nemen dat hij niet als eerste hoefde te geven.
'Hebben jullie niet op mij gewacht?'
'Gewacht? Je bent meer dan vier uur te laat,' stelde Maurio.
'Ik ben er nu. Dat is wat telt. Hebben we een goede omzet gedraaid?'
'Wie is we?' mompelde Bernardo.
'Hoe bedoel je? We zijn een band. We delen alles.'
'En wat is jouw inbreng in onze band,' riep Bernardo nu overtuigender.
'Ik ga ons naar de volgende stap helpen. Ik ben degene met connecties.'
'Dat horen we nu al tien jaar lang, José,' zei Julio. 'Jij bent de enige die daar nog in geloofd?'
José raakte in de war. Waar hadden ze het over. Bernardo had ze vast en zeker tegen hem opgezet, hun geloof getest en in de val gelokt. Ze waren als afvalligen van de kudde opgeslokt door de wolf.
'We hebben overlegd en je bent niet meer welkom,' zei Bernardo. Hij rechtte zijn rug. Het was nu zeker dat hij de duivel was.
'Duivel,' schreeuwde José. 'Jullie laten je leidden door de duivel.'
'Niet zo dramatisch doen,' sprak Julio. 'Je had dit aan moeten zien komen.'
'Als dit is wat jullie willen. Dan ga ik alleen verder. Maar weet dat ik niet voor jullie terug kom als ik het weer gemaakt heb.'
José wachtte niet op een reactie, maar stormde weg naar de overkant van de straat. Daar gooide hij zijn pet op de grond en begon te spelen. Na vijftien minuten gaf hij het op. Zijn vingers trilden waardoor geen enkele noot goed uit zijn geliefde voortkwam. Hij had een borrel nodig, maar had nog niet genoeg geld bij elkaar gespeeld. Hij stak de muntjes in zijn zak, schold nog een paar keer naar de overkant en stormde weg.
In de keuken van het hostel was zijn zus een stoofpot aan het voorbereiden. Hij legde zijn gitaar plat op tafel en ging zitten zonder iets te zeggen.
'Jij bent snel terug. Waren ze al weg?'
'Ja, zoiets. Ik eet mee vanavond.'
'Oh, daar heb ik geen rekening mee gehouden. Ik ga kijken of ik wat extra kan halen.'
'Graag.'
'Laat hem voor zijn eigen eten zorgen.'
Miguel pakte de gitaar van tafel en kwakte hem in de hoek.
'Hé, voorzichtig.'
'Ik hoorde dat je uit je bandje getrapt bent.'
'Ik ben er niet uitgetrapt. Ik ben er zelf uitgegaan. Ik kwam niet verder met ze.'
'Dat is niet wat ik net hoorde.'
'Dan heb je dat fout gehoord.'
'Maakt niet uit. Maar als je mee wilt eten, dan loop je zelf maar naar de winkel. Nu je weer in je eentje bent, verdien je natuurlijk veel meer.'
'Dit hoef ik niet te pikken.'
José pakte de gitaar. Even hoopte hij dat zijn zus zou ingrijpen. Toen dat niet gebeurde stormde hij weg uit het huis.
Het was zo'n dag waarop hij het liefst de kerk in was gelopen en had gevraagd aan Santa Juan, waarom slechte dingen soms gebeuren met goede mensen. Maar hij kende het verhaal van Job. Soms voelde zijn hele leven als een grote test van God. Maar hij wist beter. Beter dan zijn zus, Miguel, Julio, Maurio en zeker als Bernardo. Bernardo was de duivel.
Hij dacht erover na om te spelen zodat hij genoeg geld had voor tenminste één biertje. De winkelstraten waren echter stil en er waaide een gure wind over straat. Zijn voormalige band had het al voor gezien gehouden en het moest niet lijken dat hij als aasgier op zoek was naar wat zij hadden achtergelaten. Al zou een biertje er best in gaan nu.
De kroeg was natuurlijk ook geen optie. Al liep hij wel langs de grauwe deuren waar je niet door heen kon kijken. Zijn vrienden zaten daar nu zijn geld op te maken. Had José ze niet altijd vermaakt met zijn verhalen? Wanneer Julio nu naar buiten zou komen en hem zou vragen om er eentje van hem te drinken, dan zou hij weigeren. Al zou een biertje er echt wel in gaan. Zijn handen trilden van de kou.
Tot een paar jaar geleden had hij elke maand gebeld met zijn vrienden van de muziekstudio. José had altijd beleefd gevraagd naar hoe het met ze ging. Hij had ook die vrienden niet verloochend. Eens een vriend, altijd een vriend, vond José. Af en toe had hij geïnformeerd of ze nog iets hadden voor een extreem getalenteerde gitarist. Daarna had José gelachen en gezegd dat hij een grapje maken. Hij ging niet bij zijn vrienden bedelen om werk. Dat deed je niet bij vrienden. Iedere kerst had hij ze wel uitgenodigd voor het concert dat hij gaf in de kerk. Hij had dat geregeld om wat extra geld op te halen voor de kerk. Ze konden zijn hulp wel gebruiken. De nieuwe priester zorgde niet echt voor nieuwe aanwas. Maar zijn vrienden van de muziekstudio waren nooit komen opdagen. Ze hadden het natuurlijk druk met hun eigen benefietgala's.
Tegenwoordig werd de telefoon niet meer opgenomen wanneer hij belde. Dat vond José niet erg. Hij wist hoe snel het verloop was binnen de business. José had er onderdeel van uitgemaakt. Alle mensen die hij kende zouden er waarschijnlijk niet meer werken. Waarschijnlijk zouden al zijn vrienden er op dezelfde lafhartige manier zijn uitgewerkt als hij.
Donker viel langzaam in langs de kustlijn. De koude wind van Tierra la Fuego kwam opzetten. José stond alleen in een bushokje te schuilen. Op de grond viel een druppel. Daarna nog een druppel en toen barstte het los. Vanuit de regen kwam een hond aangelopen. Zijn vacht was nat en José vond dat hij naar natte hond rook. Met trieste ogen keek de hond hem aan. José graaide in zijn zakken en liet de hond zien dat zij samen hier zonder eten zaten. Even voelde hij een momentje van gedeeld leed. Toen pakte hij het mesje dat hij altijd in een hoesje aan de binnenkant van zijn laars bewaarde en stak de hond rustig in zijn nek. Hij drukte zijn hoofd tegen de grond, zodat het beestje kalm zou blijven. De hond voelde nat en koud aan tegen zijn klamme hand. José voelde een paar schokken en toen was het lijden over.
José veegde het lemmet schoon aan wilde haren van de hond en stak het terug in zijn laars. Daarna stond hij op pakte zijn gitaar en ging terug naar het hostel in de hoop dat ze wat restjes had bewaard voor hem. Gulzig at José de restjes stoofpot op aan de lange tafel, waar de anderen José in verbazing aankeken. Daarna dronk hij twee biertjes die in de koelkast stonden en viel in slaap op de bank in de gemeenschappelijke ruimte totdat Miguel hem wakker sloeg met een krant en hij verder moest slapen in zijn kamer.

De volgende ochtend om tien uur liep hij naar de straathoek waar zijn band altijd speelt. Hij had er over nagedacht en besloten om het ze te vergeven. Zij zouden hun verontschuldigingen aanbieden en hij zou zijn verontschuldigingen aanbieden. Daarmee was de kous af en konden ze weer verder gaan. José voelde dat zijn gouden bergen snel achter de wolken zouden verschijnen.
Voor de kerk stond een grote, rumoerige menigte. Hij kon zich niet herinneren dat er een betoging zou zijn bij de kerk. Meestal is José er dan bij. Want José vindt dat artiesten een voorbeeldfunctie hebben wanneer het aankomt op sociale kwesties.
Op de kleine stenen trap richting de ingang van kerk lag een witte vuilniszak. Uit de zak staken de pootjes van een bekende hond. De mensen schreeuwde verwensingen naar het hoofd van de priester die van schrik zichzelf had opgesloten in zijn kamertje. De oproerpolitie stond voor de kerkdeuren om de boze menigte buiten te houden. Tussen de massa probeerde taxi's door te gaan met hun werk. Maar zij werden opgehouden door zwerfhonden die tegen de zwart met gele auto's opsprongen. Er was een enorme chaos ontstaan.
Tussen de menigte zag hij Bernardo staan met een bord met de spreuk oog om oog, tand om tand. Hij schold de priester uit voor haatzaaier en de duivel.
José ging naast hem staan.
'Zijn jullie niet aan het spelen vandaag?'
'Mauio en Julio staan een paar straten verderop. Ze konden niet boven het lawaai uitkomen.'
José legde zijn hand op de schouder van Bernardo.
'Succes, vriend.'
José liep verder de straat in. Twee blokken verder stonden Maurio en Julio te spelen. Hun koffer was nagenoeg leeg. Hij glimlachte naar ze. Hij ging naast ze staan en pikte het ritme op. De brede winkelstraat was nagenoeg leeg. Het rumoer had alle mensen naar het plein gelokt. Toch speelde de drie mannen door. José wist dat hij gemaakt was om de mensen te vermaken. Al zou een baan als priester hem ook wel wat lijken.

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Chili, Punta Arenas

De fantastische verhalen van Falco van Vuren

Recente Reisverslagen:

12 Februari 2013

Punta Arenas

06 November 2012

Kleine kritiek op Australië

06 November 2012

Kleine kritiek op Australië

06 November 2012

Leven met een lege rugzak

01 Oktober 2012

Leven met een lege rugzak
Falco

Vlucht

Actief sinds 14 Maart 2012
Verslag gelezen: 594
Totaal aantal bezoekers 2985

Voorgaande reizen:

09 Juli 2012 - 30 November -0001

De fantastische verhalen van Falco van Vuren

Landen bezocht: